Het groeiende deel van de Tweede Kamer dat liefst wil stoppen met het studieleenstelsel, staat voor een steeds grotere uitdaging: de totale Nederlandse studieschuld liep aan het begin van dit collegejaar op tot 19,3 miljard euro, bijna 2 miljard meer dan in 2018.
Politieke partijen die bij eventuele afschaffing ook de huidige generatie studenten willen compenseren, stuiten zo op een steeds groter financieel obstakel
De studieschuld loopt elk jaar op, blijkt uit cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek vandaag publiceert. Vooral sinds 2015, toen het leenstelsel werd ingevoerd, lenen steeds meer studenten steeds hogere bedragen. Studenten van 20 jaar oud − in de meeste gevallen midden in hun studietijd − hebben in 2019 gemiddeld 8.000 euro schuld. De generatie 20-jarigen met geboortejaar 1994, die nog een basisbeurs had, stond op 20-jarige leeftijd gemiddeld 4.100 euro in het krijt.
Geen meerderheid
Nadat onlangs de PvdA, geestelijk vader van het leenstelsel, zich had gevoegd bij het kamp in de Tweede Kamer dat terug wil naar de basisbeurs, in elk geval voor studenten uit minder draagkrachtige gezinnen, is er bij lange na geen parlementaire meerderheid meer die vol overtuiging achter het leenstelsel staat. Het huidige kabinet heeft andere prioriteiten, maar de basisbeurs wordt zeker een thema in de volgende verkiezingscampagne en de daaropvolgende kabinetsformatie. Alleen VVD en D66 staan nog achter het leenstelsel, al plaatst die laatste partij er sinds kort ook vraagtekens bij.
De snel opgelopen nationale studieschuld is daarbij een van de grootste hindernissen. ChristenUnie-leider Segers, die het verzet tegen het leenstelsel aanvoert, zei onlangs dat voor de huidige leengeneratie een ‘rechtvaardige regeling’ moet worden getroffen. PvdA-voorman Asscher spreekt van een ‘fatsoenlijke regeling’. Alleen al het herinvoeren van de basisbeurs voor toekomstige studenten kost het rijk zo’n 1 miljard euro per jaar. Elke regeling met terugwerkende kracht wordt vele malen duurder.
Afnemende leenangst
De CBS-cijfers maken duidelijk dat de veelbesproken ‘leenangst’ onder studenten snel afneemt. In 2015 werd nog betwijfeld of studenten in calvinistisch Nederland het stelsel wel zouden gebruiken, inmiddels blijkt dat elke nieuwe lichting meer leent. In 2019 hadden in totaal 1,4 miljoen mensen een studieschuld, 388 duizend meer dan begin 2015. Hoe jonger de generatie studenten, hoe groter de gemiddelde studieschuld is. Zo hebben studenten die in 2000 zijn geboren op hun 18de jaar gemiddeld 2.700 euro studieschuld opgebouwd. Voor de generatie met geboortejaar 1994 was dat op 18-jarige leeftijd gemiddeld 1.500 euro.
De groeiende politieke weerstand tegen het leenstelsel heeft vooral te maken met de stapeling van problemen waar jongeren tegenaan lopen. De combinatie van stijgende studieschulden, flexibele arbeidscontracten zonder baanzekerheid en aangescherpte hypotheekeisen maken het voor steeds meer jongvolwassenen lastig om op eigen benen te staan. Het jongerenplatform van de Sociaal Economische Raad stelde onlangs vast dat het toekomstperspectief van de generatie die nu de woon- en arbeidsmarkt betreedt slechter is dan dat van de generatie hiervoor.
Gemengd beeld
Eerder al kwam uit CBS-cijfers een gemengd beeld naar voren over de toegankelijkheid van het hoger onderwijs sinds de invoering van het leenstelsel. Kinderen van ouders met een bijstandsuitkering maken iets minder vaak de overgang van havo naar hoger beroepsonderwijs. In de doorstroom van vwo naar de universiteiten is echter geen nadelig effect zichtbaar. Vwo-leerlingen met ouders in de bijstand stromen zelfs meer door naar universitair onderwijs dan vwo-leerlingen met ouders in loondienst. ‘Mogelijk zijn die kinderen extra gemotiveerd alles uit hun onderwijscarrière te halen’, aldus het CBS. Wel is het aantal studenten dat op kamers woont sinds 2015 aanzienlijk gedaald.
Bron: De Volkskrant, 7 0ktober 2019